De optimale meetmelkproductie per volwaardige arbeidskracht

De optimale meetmelkproductie per volwaardige arbeidskracht

Bij DMS zien we nogal eens verschillen in hoe druk een boer is op zijn of haar bedrijf, ongeacht het aantal koeien of de productie. Maar wat is nu eigenlijk de optimale meetmelk productie per volwaardige arbeidskracht (VAK)? Onze stagiair Stan zocht het voor ons uit, zijn bevindingen zie je in de factsheet!

Klik hier om de factsheet te bekijken!

Welke factoren hebben invloed op de stikstofbodemefficiëntie?

Welke factoren hebben invloed op de stikstofbodemefficiëntie?

Onlangs heeft onze stagiair Wim zijn onderzoek vanuit de HAS in Den Bosch bij ons afgerond. In 2026 zal de derogatie in Nederland overal verdwenen zijn en dus wordt het nog interessanter om een hoge stikstofbodemefficiëntie te hebben. Daarom zocht Wim uit wat nu de verschillen zijn tussen bedrijven die dit goed of minder goed doen. De resultaten zie je in de factsheet!

Klik hier om de factsheet te bekijken

Kan hard melken uit?

Kan hard melken uit?

Onze stagiair Martijn Tober, derdejaarsstudent aan de HAS in Den Bosch, heeft onderzoek gedaan naar de invloed van melkproductie per koe op het verdienvermogen van de veehouder. Om deze vraag te kunnen beantwoorden heeft hij de kostprijs database van DMS gebruikt. De intensiteit van melkveehouders is hierbij ook meegenomen, omdat de verwachting was dat dit een grote invloed heeft op de uitkomst. De resultaten zijn te zien in de factsheet hieronder!

Klik hier om de factsheet te bekijken!

Invloeden op de dierdagdosering

Invloeden op de dierdagdosering

Afgelopen periode heeft Daniëlle Verdoold, derdejaars student aan de HAS in Den Bosch, een onderzoek bij ons uitgevoerd naar de dierdagdosering (DDD). Ze was benieuwd welke factoren een invloed hebben op de hoeveelheid antibiotica die gebruikt wordt op een melkveebedrijf. Daarvoor heeft ze eerst in de literatuur onderzocht wat er al bekend is over mogelijke invloeden. Vervolgens is onderzocht wat rantsoenelementen zoals fosfor en DVE, maar ook de hoogte van de melkproductie voor invloed hebben op de gezondheid. Dit is gedaan door de correlatie tussen de verschillende onderwerpen te onderzoeken. Als laatste heeft ze gekeken of het type ondernemer ook een invloed heeft en om welke typen antibiotica het dan gaat. De resultaten zie je in haar factsheet!

Klik hier om de factsheet te bekijken

Derogatieverlies, wat kost dat?

Derogatieverlies, wat kost dat?

Gijs van Schriek, student aan de Aeres Hogeschool in Dronten, heeft een onderzoek gedaan naar de financiële gevolgen van het verlies van de derogatie voor een melkveebedrijf in Oost-Nederland. Er is gerekend met de gegevens van 196 boeren in provincie Gelderland en Overijssel met minimaal 50% zandgrond in het areaal. De bedrijven zijn in drie intensiteitsgroepen gesorteerd. Op basis van Kringloopwijzer gegevens van 2021 is er met een rekentool berekend wat de gevolgen zijn voor de mestafzet. Hiervoor is er rekening gehouden met een afzetprijs van 10 euro per kuub, het resultaat is weergegeven in euro’s per 100 kg meetmelk. Daarnaast is uitgerekend wat het kost als de afgevoerde nutriënten van de afvoer van de mest wordt aangevuld met kunstmest. Hiervoor is er rekening gehouden met de werkingscoëfficiënt van stikstof. Beide uitkomsten zijn weergegeven op de factsheet.

Klik hier om de factsheet te bekijken

Proef met niet-kerende grondbewerking

Onze stagiair Gijs van Schriek heeft samen met zijn ouders een melkveebedrijf in Netterden. Dit jaar hebben ze voor het eerst niet-kerende grondbewerking toegepast en hier heeft hij een leuk stukje over geschreven!

Niet-kerende Grondbewerking

Voor het inzaaien van wintertarwe hebben wij een aantal percelen grasland gescheurd. Normaal gebeurt dit met een frees en ploeg, maar dit jaar hebben wij de grondbewerking uitgevoerd met een schijveneg. Deze machine gaat niet dieper dan 10 cm, een ploeg gaat al snel dieper dan 20 cm. De grond is twee keer met de schijveneg bewerkt en daarna is de tarwe met een rotorkopeg en zaaimachine in één werkgang gezaaid.


Waarom doen wij dit nu eigenlijk?

Wij willen de ondergrond zo min mogelijk verstoren. Hierdoor blijven oude wortelkanalen en kanalen die wormen hebben gemaakt intact. In deze kanalen kan de wintertarwe zich makkelijk diep wortelen. De plant heeft dan langer vocht beschikbaar en kan meer voedingstoffen opnemen. Verder blijft het bodemleven beter intact, want dit wordt minder verstoord door de ondiepe bewerking. Daarnaast houd je met een ondiepe bewerking meer de plantenresten in de toplaag en op de grond. Hierdoor blijft de organische stof boven in de bodem. Ook zorgen de plantenresten op de grond voor een vochtigere toplaag, hierdoor kiemt het zaadje sneller.

Nieuwe uitdagingen

NKG brengt ook weer nieuwe uitdagingen met zich mee. Nu hebben wij er namelijk voor gekozen het gras eerst te vernietigen met glyfosaat, om te voorkomen dat het na het zaaien weer gaat groeien en de tarwe verdringt. Alleen zijn wij wel erg nieuwsgierig of het ook zonder glyfosaat kan, hiervoor hebben wij een strook in een perceel niet gespoten. Wij zijn erg benieuwd naar het resultaat en hoe de wintertarwe daar gaat groeien. Als je benieuwd bent wat de resultaten zullen zijn van deze proefstrook, volg dan ook de Facebookpagina van Melkveebedrijf Van Schriek!

De effecten van de melkrobot op bedrijf en ondernemer

De effecten van de melkrobot op bedrijf en ondernemer

Studente Marije van Beek van Aeres Hogeschool Dronten heeft een onderzoek gedaan naar de effecten van overstap naar een automatisch melksysteem. De gevolgen voor het bedrijf zijn bepaald door de technische en economische prestaties van drie jaar voor de overstap, te vergelijken met die van drie jaar na de overstap. De technische prestaties zijn opgedeeld in vier verschillende aspecten: productie, diergezondheid, vruchtbaarheid en voeding. Alle kengetallen waarvan een significant effect is aangetoond worden op de factsheet weergegeven. Het effect op de ondernemer is onderzocht met behulp van een enquête die is afgenomen onder robotboeren. De belangrijkste bevindingen van deze enquête zijn in beeld gebracht.

Klik hier om de factsheet te bekijken.

Bijeenkomsten Voerefficiëntie

In de maanden november en december stonden de studiegroep bijeenkomsten in het teken van de Voerefficiëntie. Tijdens de bijeenkomsten kwamen alle aspecten rondom het rantsoen aanbod. Het groeiseizoen kenmerkte zich door groeizaam-, maar ook, wisselvallig weer. Hierdoor loopt kwaliteit van het gewonnen ruwvoer sterk uiteen. In sommige gevallen gaf dit de nodige uitdagingen om een kloppend rantsoen te maken. In combinatie met de hoge prijzen voor het krachtvoer en andere aangekochte soorten voer, wordt men gedwongen tot het maken van keuzes.


Daarnaast geeft het melkverloop zoals altijd interessante input voor discussie. Hoe is het ureumverloop het afgelopen jaar geweest? Waar komt het verschil in lactose vandaan? Wat valt er te zeggen over het verloop van de lactatiedagen? Welke verschillen laten de nieuw- en oudmelkte koeien zien op de MPR? Veel zaken die zowel direct als indirect aan de voeding zijn te koppelen.


Ook is de BEX prognose kort de revue gepasseerd. Het dagrantsoen van de afgelopen 365 dagen is immers de basis van de Kringloopwijzer van volgend jaar. Dus door hier dagelijks op te sturen, kunnen resultaten op jaarniveau worden behaald. In de basis is het belangrijk om een goed plan te hebben over hoe en welke doelen je wilt bereiken. Dit geeft de meeste kans om ook daadwerkelijk stappen te zetten de resultaten te verbeteren.


Verder is aan bod gekomen hoe op een eenvoudige manier de koeien zowel in het begin als in het einde van de lactatie naar behoefte gevoerd kunnen worden. Kleine aanpassingen kunnen veel effect hebben, wat een besparing aan voerkosten en verhoging van de productie oplevert!

SABE: wat kunt u nu precies met de voucher?

Sinds november 2020 kunt u als ondernemer een SABE voucher aanvragen als subsidie van RVO. Twee keer per jaar kunt u zich inschrijven om de kennisvoucher aan te vragen. Iets geheel nieuws, maar wat kunt u er precies mee?

Wat is de SABE voucher?
De SABE voucher (Subsidie Agrarische Bedrijfsadvisering en Educatie) is voor agrarische ondernemers een mogelijkheid om door middel van subsidie kennis op te doen over duurzamere landbouw. U kunt een aanvraag indienen voor een voucher ter waarde van € 1500,-. Wanneer u deze voucher toegekend hebt gekregen, kunt u deze inwisselen bij uw erkend onafhankelijke bedrijfsadviseur. U kunt per kalenderjaar een voucher aanvragen. Voor de meest gestelde vragen kunt u de website van de RVO bezoeken, klik daarvoor hier.

Wat kunt u met de SABE voucher?
Nadat u de voucher overgedragen heeft, kunt u het kennistraject starten op het onderwerp waarin u zich ingeschreven heeft. Bij DMS kunt u voor verschillende onderwerpen terecht zoals stikstofemissie, natuur inclusieve landbouw, precisielandbouw, persoonlijke ontwikkeling en bedrijfsovername. Wij begeleiden u dan een jaar lang met het door u gekozen onderwerp. Daarbij leert u om op een duurzamere manier uw bedrijf te managen. Wist u dat u de voucher ook kunt gebruiken voor ons individueel voeradvies?! De voordelen van deze kennisvoucher is dat u individueel kennis kunt opdoen wat specifiek toepasbaar is voor uw situatie en uw wensen voor de toekomst van uw bedrijf. Deze individuele begeleiding is daarom de perfecte aanvulling op onze studiegroepsbegeleiding.

BAS register
De voucher ter waarde van € 1500,- kunt u inwisselen bij een adviseur die geregistreerd is in het BAS (Bedrijfs Adviserings Systeem) register. Dit is een lijst van bedrijfsadviseurs die voldoen aan de eisen die de EU stelt aan advisering inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid. De lijst van het BAS register bekijkt u hier.

Aandachtsgebieden
De voucher kunt u gebruiken voor een aandachtsgebied waarin u meer kennis op zou willen doen. De aandachtsgebieden waar DMS nu voor staat geregistreerd in het BAS register zijn: stikstofemissie, natuur inclusieve landbouw, precisielandbouw, persoonlijke ontwikkeling of bedrijfsopvolging.

Voucher gebruiken bij DMS
Bij DMS staat Hans Dirksen in het BAS register ingeschreven. Nadat u de voucher toegekend hebt gekregen en overgedragen heeft aan DMS kunt u contact met ons opnemen. Samen met u, kijken wij naar de beste invulling voor het traject. Eventueel kunt u ons ook machtigen bij de aanvraag van de SABE voucher, dan regelen wij voor u het aanvraagproces. Mocht u hier interesse in hebben, kunt u contact met ons opnemen voor het machtigingsformulier.

BEX voordeel: Een baat of een last?

BEX voordeel: Een baat of een last?

Sinds 2006 kunnen melkveehouders in Nederland gebruik maken van de Bedrijfsspecifieke Excretie (BEX). Hiermee kan worden aangetoond dat de excretie van stikstof en fosfaat door de veestapel afwijkt van de forfaitaire norm. Is deze bedrijfsspecifieke excretie lager dan de forfaitaire productie, dan spreekt men van een BEX voordeel. Daarbij is het toegestaan om deze bedrijfsspecifieke excretie hanteren in de mestboekhouding. Voor bedrijven die niet alle geproduceerde mest op eigen grond mogen plaatsen, kan dit uitkomst bieden, omdat zij hierdoor minder mest hoeven af te voeren. Daarom is de noodzaak bij extensieve bedrijven minder hoog om een BEX voordeel te realiseren.

Een voordeel in de BEX geeft dus eigenlijk aan dat de veestapel efficiënter is omgegaan met de stikstof (ruw eiwit) en fosfor in het rantsoen, ten opzichte van de norm. De laatste jaren vindt er een verschuiving plaats in het voordeel dat wordt behaald in de BEX. Dit is terug te zien in tabel, onderaan de pagina, met Kringloopwijzer data van 200 bedrijven. In 2013 bedroeg het BEX voordeel gemiddeld 8% op stikstof en 11% op fosfaat. Vanaf dat moment is eigenlijk een dalende lijn in het stikstofvoordeel ingezet, welke is terug gelopen naar -1% in 2020. Voor het fosfaatvoordeel geldt het tegenovergestelde, deze nam de laatste jaren toe naar 20% in 2020.

Te zien is dat de verhouding RE/kVEM over die periode nagenoeg gelijk is gebleven met gemiddeld 167 RE/kVEM. Wat wel veranderd is, is het ureum en jongveegetal. Het ureum zakte van 22 naar 20 en het aantal jongvee per 10 melkkoeien zakte van 6,8 naar 4,9 stuks. Een hoger ureum geeft een hogere forfaitaire productie per koe en jongvee heeft een relatief hoge forfaitaire norm. Het teruggelopen stikstof voordeel komt dus voornamelijk door een scherpere forfaitaire norm en niet door een ander rantsoen. Dit geeft aan dat een stikstof voordeel op zichzelf, niet zo veel zegt. Stikstofefficiëntie van het rantsoen zou een betere maatstaf zijn voor de eiwitbenutting van de veestapel.

De verhouding P/kVEM van het rantsoen is teruggezakt van 4,0 P/kVEM op de top (2014) naar 3,5 P/kVEM in 2020. Dit geeft eigenlijk aan dat het fosfor gehalte in de rantsoenen verder terug is gelopen en dat daardoor het fosfaatvoordeel is opgelopen.

Samenvattend wordt de daling in stikstofvoordeel veroorzaakt door een lagere ureum en minder jongvee en wordt het toenemende fosfaatvoordeel veroorzaakt door dalende fosfor gehalten in het voer. Met stikstof voordeel van rond 0% niet relevant om met de BEX te rekenen. Echter blijft het fosfaatvoordeel van 20% een gegeven, wat niet benut kan worden. Sterker nog, door dit voordeel zal er minder fosfaat in de mest zitten, waardoor het moeilijker wordt om de volledige gebruiksruimte vol te maken. Een BEX voordeel is dus alleen interessant als deze in verhouding is op stikstof én fosfaat. Om de gebruiksruimte zo volledig mogelijk te benutten, zal de geproduceerde mest, dezelfde verhouding N/P moeten hebben als de gebruiksruimte.

Het gevolg van een ‘’scheve BEX’’ is dus dat de gebruiksnormen niet volledig benut worden. Dit zien we steeds vaker voorkomen. Voor veehouder is het daarom belangrijk kritisch naar het rantsoen te kijken. Fosfor gehalten van 3,2 of lager zijn geen uitzondering meer. Dit zou tot problemen op de lange termijn kunnen leiden, want minder fosfor in het voer is minder in de mest is minder in de bodem, minder in het voer, minder in de koe, etc. etc. Dit kan worden aangepakt door het rantsoen bij te sturen naar wat het eigen voer te veel of te weinig bevat. Minder fosfor in het gras vraagt om een extra aanvulling en door bijvoorbeeld het kiezen voor fosforrijke grondstoffen of het bijvoeren van monocalciumfosfaat. Zorg daarnaast ervoor dat het RE gehalte in het rantsoen niet boven de 160 uitkomt, wees kritisch op het RE gehalte in het krachtvoer en durf hier scherp op in te zetten!